vrijdag 5 februari 2010

Bloed, een veelzijdige vloeistof

Bloed is de bron van levenskracht. Het bevat componenten die essentieel zijn voor het leven.
Millennia geleden, ver voor enige ontwikkeling van de medische wetenschap, wist men al dat bloed van vitaal belang is. Als massaal bloedverlies tot de dood kan leiden, is het logisch om te denken dat het geven van bloed levensreddend kan zijn. Zo beschreef de Griekse dichter Homerus al hoe de held Odysseus bloed gebruikte van een ram om doden tot leven te wekken. Hieruit blijkt dat al in de negende eeuw voor onze jaartelling onderkend werd dat bloed noodzakelijk is voor het leven. Bloed is van oudsher gezien als de ‘levensadem’ voor organen en weefsels. Voor velen heeft bloed dan ook een magische en symbolische betekenis. Het meest treffend blijkt dit uit de bloedoffers voor het verzoenen van de goden. In sommige oude culturen gebruikt men nu nog bloed als bijzondere therapie: zieken drinken het om te genezen.

Levenssap
Bloed vervult tal van functies. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat het vroeger ‘levenssap’ werd genoemd. De belangrijkste functie van bloed is het opnemen van zuurstof in de longen en het vervoeren van deze zuurstof naar alle delen van het lichaam. Weefsels en organen hebben zuurstof nodig om hun taak goed te kunnen verrichten. Daarnaast heeft bloed nog veel meer taken, zoals het transporteren van voedingsstoffen, warmte, afweerstoffen en hormonen. Bloed zorgt ook voor het verwijderen van afvalstoffen uit het lichaam.


De bloedsomloop en de centrale rol daarin van het hart zijn in 1637 ontdekt door William Harvey. Het bloed stroomt door een sterk vertakt buizenstelsel. Het hart is de pomp die zorgt voor het stromen. Het pompt met grote druk het bloed in ongeveer 30 seconden helemaal rond.
We onderscheiden de kleine en de grote bloedsomloop (zie schema hiernaast). De kleine bloedsomloop vervoert bloed van het hart naar de longen. Daar neemt het bloed zuurstof (O2) op en geeft koolstofdioxide (CO2) af. Het zuurstofrijke bloed stroomt terug naar het hart. Dan begint de grote bloedsomloop. Het hart pompt het bloed via de grote slagaders (arteriën) naar alle organen. De slagaders vertakken zich steeds fijner, zodat het bloed in alle weefsels kan komen. In de weefsels geeft het bloed zuurstof af en neemt het koolstofdioxide op. Vanuit de weefsels stroomt het nu zuurstofarme bloed door de aders (venen) terug naar het hart, om vervolgens weer aan de kleine bloedsomloop te beginnen.

Schematische weergave van de bloedsomloop
In de kleine bloedsomloop stroomt bloed vanuit de rechterkamer van het hart door de longen naar de linker boezem. In de longen wordt koolstofdioxide afgestaan en zuurstof opgenomen.
Dan volgt de grote bloedsomloop, van linker hartkamer door het lichaamsweefsel naar de rechter boezem. In de weefsels wordt zuurstof afgestaan en koolstofdioxide opgenomen.

Een volwassen mens bezit vijf à zes liter bloed, zo’n 7,5% van het totale lichaamsgewicht. Iemand van 75 kilogram heeft dus ongeveer 5,6 liter bloed (een liter bloed weegt ongeveer één kilogram). Bloed bevat cellen en vloeistof (plasma). In normale omstandigheden bestaat ongeveer 45% van het volume van bloed uit cellen. Er zijn drie soorten bloedcellen rode bloedcellen (erytrocyten), witte bloedcellen (leukocyten) en bloedplaatjes (trombocyten). De rode bloedcellen nemen het allergrootste deel van het celvolume in; de bloedplaatjes ongeveer 0,1% en de witte bloedcellen hebben een nog kleiner aandeel. Door hun enorme aantal bepalen de rode bloedcellen de kleur van het bloed.
Bloedcellen worden aangemaakt in het rode beenmerg en zwermen daarna uit naar de bloedbaan. Het beenmerg produceert enorme hoeveelheden bloedcellen: per seconde twee miljoen rode bloedcellen, anderhalf miljoen witte bloedcellen en bijna vijf miljoen bloedplaatjes. De productie is gelijk aan de afbraak: in normale omstandigheden verdwijnen er in diezelfde tijd evenveel cellen door celafbraak. Wanneer de behoefte aan bloedcellen toeneemt, bijvoorbeeld door bloedverlies, kan de aanmaak gemakkelijk stijgen tot vijf à tien maal de normale productie.
Het vloeibare deel van het bloed heet plasma. Ongeveer 55% van het bloed bestaat uit plasma. Dat is ongeveer 5% van het lichaamsgewicht. Plasma vervoert de bloedcellen en bevat een groot aantal verschillende, unieke stoffen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten