vrijdag 5 februari 2010

Witte bloedcellen

Witte bloedcellen worden ook wel leukocyten genoemd. Ze zijn kleurloos en groter dan rode bloedcellen. In tegenstelling tot de rode bloedcellen, hebben ze wel een celkern en erfelijk materiaal. Een microliter bloed bevat ongeveer 5.000 tot 10.000 witte bloedcellen.

De witte bloedcellen spelen een belangrijke rol in het afweersysteem, ook wel immuunsysteem genoemd. Ze hebben twee hoofdfuncties. Ten eerste verdedigen ze het lichaam tegen lichaamsvreemde stoffen en indringers. Ze zijn van cruciaal belang voor de afweer tegen ziekteverwekkende micro-organismen, zoals bacteriën, virussen, parasieten, schimmels en gisten. Ten tweede helpen ze bij het opruimen van afgestorven cellen in het lichaam. Als reactie op een infectie neemt het aantal witte bloedcellen in het bloed toe.

Onder de witte bloedcellen vallen diverse cellen. We onderscheiden drie groepen:

  • lymfocyten (B-cellen, plasmacellen, T-cellen en natuurlijke killercellen);

  • monocyten (macrofagen);

  • granulocyten (neutrofielen, eosinofielen en de basofielen).

    Lymfocyten hebben een diameter van 0,006 - 0,009 mm. Elke microliter bloed bevat ongeveer 200 - 800 lymfocyten. Ze worden aangemaakt in het beenmerg, maar rijpen in andere delen van het lichaam, zoals de lymfeklieren, de thymus (zwezerik) en de milt.
    Er zijn twee functioneel verschillende typen lymfocyten: B-cellen (B-lymfocyten) en T-cellen (T-lymfocyten). B-cellen zorgen voor de productie van antistoffen. T-cellen zijn verantwoordelijk voor de cellulaire immuunreacties, het deel van de afweerreacties dat niet wordt uitgevoerd door antistoffen. Daarbij onderscheidt men T-cellen die met virussen geïnfecteerde lichaamscellen herkennen en doden (T-killercellen) en T-cellen die een meer regelende functie in het afweersysteem hebben (T-helpercellen).

    Monocyten hebben een diameter van 0,016 - 0,020 mm. Er zitten ongeveer 1.500 - 4.000 monocyten in elke microliter bloed. Ze hebben een belangrijke taak bij het opruimen van celfragmenten, micro-organismen en lichaamsvreemde stoffen in het bloed. Zodra ze in de weefsels komen, ontwikkelen zij zich tot macrofagen, grote ‘eetcellen’. Monocyten en macrofagen herkennen micro-organismen en lichaamsvreemde stoffen waaraan antistoffen zijn gebonden. Ze verwijderen deze binnendringers door fagocytose, een proces waarbij de cel vaste deeltjes opneemt door het instulpen van het celmembraan. De opgenomen deeltjes worden vervolgens in de cel vernietigd.

    De derde groep van witte bloedcellen omvat de granulocyten. Deze cellen danken hun naam aan de korrels in hun cytoplasma (celvocht). Ze worden geclassificeerd als neutrofiele, eosinofiele en basofiele granulocyten, op basis van affiniteit van de korrels voor bepaalde kleurstoffen en de vorm van de celkern. De meerderheid van de granulocyten is neutrofiel. Granulocyten hebben een diameter van 0,012 - 0,014 mm. Elke microliter bloed bevat ongeveer 2.000 - 7.500 granulocyten.
    De granulocyten oefenen verschillende functies uit. Ze vormen de eerste verdedigingslinie van het afweersysteem. Zij zijn in staat om uit de bloedbaan te treden en zich naar de weefsels te verplaatsen, om daar zonder hulp van antistoffen door fagocytose de lichaamsvreemde stoffen en micro-organismen te vernietigen.

  • Geen opmerkingen:

    Een reactie posten